2 nieuwjaars nieuwsbrieven
Lievegem, 16/01/2020
“I’m not happy, but I’m not unhappy about it.” Dit citaat staat te lezen op de gedenksteen van onze dierbare vriend Filip Geerardyn. Het komt uit het (eveneens verfilmde) toneelstuk The History Boys van Alan Bennett, dat handelt over twee van Filips (vele) passies: geschiedenis en lesgeven. Wanneer, naar het einde van het stuk, een personage aangeeft dat hij lesgever is geworden, spreekt hij over de strijd die hij elke dag voert om zich te positioneren ten aanzien van de eros die onvermijdelijk deel uitmaakt van dit soort werk. Die strijd maakt het werk er niet gemakkelijker op. Maar, zo wordt eraan toegevoegd, het is misschien net omdat het een strijd is, dat hij er zo goed in is. En dus, zijn besluit: “I’m not happy, but I’m not unhappy about it”.
De strijd die hier wordt aangehaald speelt mijns inziens in elk van de door Freud als onmogelijke bestempelde beroepen: opvoeden, regeren en analyseren. In elk van deze drie beroepen moet men rekenschap afleggen van de eros en de onmogelijkheid waar hij1 ons mensen voor plaatst. En vaak, niet altijd, neemt dit de vorm aan van een strijd, een worsteling, “a struggle”. Dat wil daarom niet zeggen dat we allemaal tot een zelfde conclusie moeten komen als het personage uit The History Boys, maar we dienen er desalniettemin rekenschap van af te leggen.
Voor zover we het voorzitterschap onder één van deze onmogelijke beroepen mogen rangschikken, kan ik beamen dat ook deze positie niet gespeend is van de onmogelijkheid die de eros met zich meebrengt. Hoe zich te verhouden ten aanzien van de liefde voor … voor wat? De verzameling leden? Elk afzonderlijk lid?(!) Het symbolische geheel dat we, bij gebrek aan een beter woord en enigszins gewichtig, de vereniging noemen? De geschiedenis van dit gezelschap? Het verhaal van dit gezelschap? De imaginaire spiegelingen waarmee we dit gezelschap bekleden? Hoe geeft men uiting aan deze liefde en hoe gaat men om met het antwoord, of de afwezigheid van een antwoord erop?
Dit is mijn eerste brief als ex-voorzitter. Op 1 januari 2020 nam Dennis officieel de fakkel van mij over. En dus blik ik terug met deze vraag: Welke plaats voor de liefde voor het Gezelschap? Maar dan… dat is misschien niet enkel mijn vraag. Is dit niet de vraag die door elk lid ooit wel eens en door sommigen misschien nog steeds, telkens opnieuw wordt gesteld? Is dit niet de vraag van waaruit de onthaalavond vertrekt? De vraag die centraal stond in het seminarie erkenning?
Vanuit onze klinische ervaring en ons eigen wedervaren op de divan weten we alleszins dat het antwoord op de vraag naar de positionering ten aanzien van de eros ver van evident is. En dat het werk van het zoeken naar een antwoord op deze vraag vaak ook het antwoord zelf is.
Keer ik terug naar de positie van het voorzitterschap: ook daar is het ondervragen van de positie ten aanzien van de eros misschien wel de kern van het werk. En dat werk is voor mij niet af. Blij is mijn hart, evenwel, als ik weet dat het dragen van het voorzitterschap, als een verder bewerken en uitdragen van deze vraag, wordt overgenomen door iemand zoals Dennis. Daarover kan ik enkel zeggen: “I’m very happy about it!”
Ik geef hem graag het woord, om u voor het eerst toe te spreken als voorzitter en daarin, hoogstwaarschijnlijk, al een eerste aanzet te doen om zich te positioneren tegenover die onmogelijkheid die de liefde voor het Gezelschap mogelijk maakt.
Warme groet,
David Schrans
ex-voorzitter
Gent, 27/01/2020
Merci, David, voor je schone, rake woorden, je toonde de voorbije twee jaar dat je er daar wel een paar van in je bezit hebt.
Ik ben dus op mijn beurt very happy en vereerd dat ik de fakkel mag overnemen van jou. Ik ga dat proberen op mijn hoogsteigen manier vorm te geven.
Fakkel doet me trouwens denken aan één van de zaken waarover Alain Pringels aandoenlijk getuigde tijdens de laatste Onthaalavond. Hij sprak er over zijn lidmaatschap en kwam uit op een associatie, van zijn dochter, meen ik me te herinneren: lid – lit – to be lit – aangestoken zijn, … Al een tijdje mocht ik getuige zijn van voorzitters aan het werk en van hun ploeg. En hoe het stuwt, zoekt, strugglet, hapert, terugvoert naar het werk, opent, enthousiasmeert, … wat – ‘t is te hopen – een aanstekelijk effect resorteerde bij henzelf en bij de rest van de leden. Dat het aankomt.
Beste leden, ik had jullie eerder al plechtig een nieuwjaarsbrief beloofd. Bij deze.
Ik blijf nog even hangen bij de woorden “dat het aankomt”. Wat zeker aankwam was de nieuwjaarsreceptie van het afgelopen weekend. Na het aanhoren – iets over de maan en de liefde – van sopraan Mieke Van Uytvanck die krachtig werd begeleid door Daisy Varewijck op vleugelpiano, en van Wim Matthys die een al even memorabele én oprechte/grappige voorstelling van zijn kunnen gaf , beleefde ik zo’n moment dat je even, verstild, rond je kijkt en dan hoor je een fijne groep mensen nogal luid wezen, volop praten, lachen, drinken, smullen, … wat een blije, gezellige, uitbundige bedoening. Het klopte. ‘t Werd toch een stevig feestje daar op die boot.
Voor de mensen die er niet bij konden zijn – volgend jaar komt er nog één 😉 – wil ik jullie een stuk van mijn nieuwjaarsspeech niet onthouden.
“ … Wie mij een beetje kent, weet dat ik me erg moet inhouden om op een boot niet loos te gaan en alle boot-, rivier- en watermetaforen de revue te laten passeren. En van wal steken, aanmeren, ankeren, … Stop! Daar zijn de psychiatriëen met al hun stromen, steigers, klippen, oevers, bronnen, al bedreven genoeg in.
Of toch één. Als ik dan toch één watermetafoor moet kiezen, dan natuurlijk die van de meander, de bochten van een rivier als symbool dat er door- en overheen iets grilligs als een rivier die zijn natuurlijke weg baant toch een bepaalde bijna mathematische wetmatigheid schuilt. Zo onderzocht (en concludeerde) althans professor Mondrian Kilroy het in ‘City’, een sterk aanbevolen roman van Alessandro Baricco. Deze beeldspraak brengt ons bij het moeilijke en onmogelijke werk met mensen, het geduld, de chaos en de vertroostende belofte van een zekere coherentie. Het brengt ons recht bij wat ons stuwt, bij het onbewuste.
De meander was prominent aanwezig op een van de eerste teksten die ik ooit schreef voor een lezing, aangevuurd door de lectuur van Baricco. Niet ontoevallig dat ik aan de start van iets (een voorzitterschap, een stevig engagement, een nieuw jaar) terug grijp naar andere startjes.
Een andere start was zeker mijn entree in het Gezelschap. Dit liep bij mij via de verleiding. Ik werd ertoe verleid door anderen, niet door een vrouw, maar door David Vanbunder onder andere, hij is lang een zeer actief en toegewijd lid geweest. Hij greep me, bijna letterlijk, bij de hand, zoef zoef doorheen de gangen van de unief, door de vakgroep boven de Peugeot garage, gaf me bergen artikels, zette me aan het werk, leerde me anderen kennen en zei enthousiast dat ik me moest aansluiten. Met graagte. En het is niet meer gestopt.
Verleid worden in, door, mensen van de vereniging. Doen we dat nog steeds?
Ik heb het Gezelschap gedurende de jaren al in verschillende gedaantes mogen aanschouwen en telkens een manier gezocht om me er tegen te verhouden. Een aantal gedaantes lagen me minder, anderen meer, zoals dat dan gaat.
Een dieptepunt was een grimmige gedaante. Ik wil geen grimmig gezelschap, liever één die er, ondanks alle zwaarte en moeilijke dingen, tegenaan beukt. Samen, heterogeen, maar stuwend. Naast de grimmigheid heb ik ook een absolute horreur aan een gezelschap met leden die mekaar eenmaal per jaar opnieuw tegenkomen op een plenaire vergadering. Dat zou me erg verdrietig stemmen.
De laatste jaren slaat het Gezelschap gelukkig een andere koers aan, aangevuurd door zijn geschiedenis, een fijne reeks voorzitters, hun crew en de steeds aanzwellende groep leden. Wakkerder. Terug bezig met waar het over gaat, en moet gaan: de psychoanalyse, het werk. Lezen, werken, zoeken en bricoleren.
In die zin wil ik zeker die lijn van de voorbije jaren aan- en vasthouden: blijven zoeken naar verschillende types spreek-plekken, in al zijn lagen ook, doorheen en overheen de vereniging, of parcours binnen deze vereniging. Met de erkenningsvragen moeten we opnieuw au boulot. Én formele, informele, theoretische, concrete, kritische, uitwisselende, politieke, Parijse, luchtige, intieme plekken. Luchtig en intiem zoals hier op de boot. … ”
Voilà. Het schip is vertrokken.
Op de volgende nieuwsbrief reserveer ik meer ruimte voor wat er intern reilt en, eh, zeilt binnen het Gezelschap zelf. Want ook daar valt alweer heel veel over te vertellen.
In de mailingen van de afgelopen weken werden er reeds heel wat uitnodigingen afgevuurd aan allen:
bijvoorbeeld over een avond brainstormen rond ‘Maatschappij’ (05/02) als aanzet.
Of over een nieuwe bijeenkomst voor het seminarie Erkenning (15/02).
Of de nieuwe onthaalavond (04/03).
Of over de volgende intercarteldag (20/06).
Gauw verneem je ook iets meer over het Atelier van dit jaar. Die zal doorgaan op 28 maart.
Save the dates… en laat jullie maar horen!
En ja, tradities, ook de jaarlijkse betalingsvraag komt er meteen aan.
Op zeer korte termijn is er, tot slot, nog plaats om Jean-Pierre Van Eeckhout en Pat Jacops te vergezellen naar Parijs, voor de nieuwe coördinatie en seminarie van Alain Didier-Weill van het I-AEP (31/01-02/02). Laat snel weten wie zich daartoe verleid voelt.
Graag tot een volgende,
Dennis Vermeesch
voorzitter